Pseudoartrose-onderzoek evolueert gunstig dankzij Bone4Kids-fonds
“Na een botbreuk gaat 95 procent van de mensen in het gips en klaar is Kees. Maar bij kinderen met pseudoartrose helen zulke breuken niet of nauwelijks. We kennen ondertussen een aantal patiëntjes bij naam en dat maakt het onderzoek erg persoonlijk”, zegt biomedisch ingenieur Liesbet Geris. “De betrokkenheid van het Bone4Kids-fonds is cruciaal. Mede dankzij hun steun leerden we al ongelooflijk veel bij over betere behandelmodellen.”
07-06-2018
“Ze heet Roseline en was drie jaar toen ik voor het eerst over haar hoorde. Een van haar twee beentjes vertoonde een zware kromming en was al gebroken toen ze nog maar een paar maand oud was. Ondertussen zit ze in het tweede leerjaar en is die breuk nog altijd niet genezen, zelfs na verschillende operaties. Een amputatie lijkt nu de beste manier om Roselines levenskwaliteit te verbeteren.”
Liesbet Geris schetst de harde realiteit van pseudoartrose, een aandoening waardoor botten niet terug aan elkaar groeien na een breuk. “In Europa krijgen elk jaar 500 kinderen de diagnose”, zegt ze. “In ons land komen ze uiteindelijk vaak terecht bij Johan Lammens, orthopedisch chirurg in UZ Leuven en dé specialist in opereren met de Ilizarov-techniek. Die methode laat toe om moeilijke botcorrecties veilig uit te voeren door ringen te fixeren met pinnen rond het gebroken lidmaat. Genezend weefsel is nog heel zacht en deze techniek maakt daar gebruik van om het bot een millimeter per dag naar omlaag te trekken, in de richting van het andere botuiteinde.”
Klinkt pijnlijk.
“Het gaat heel geleidelijk, maar net daardoor vraagt het veel geduld. Een kind wil natuurlijk bewegen en niet eeuwig met die ringen en pinnen moeten rondlopen. Daarom streven we naar alternatieven die op lange termijn minder invasief zijn en die betere heling opleveren. We hopen op een dag bijvoorbeeld krachtige biologische oplossingen te vinden waarbij we nieuw bot vormen uit gezonde cellen van de patiënten.”
Omgekeerd zijn slechte cellen de boosdoeners?
“Ja. Pseudoartrose kadert vaak in neurofibromatose type 1 (NF1), een genetische aandoening die 1 op 3500 mensen treft. De mutaties tasten onder andere cellen in het beenvlies en de botten aan waardoor je weefsel van slechte kwaliteit krijgt en breuken niet helemaal kunnen genezen. NF1-expert Eric Legius en Johan Lammens hebben in UZ Leuven zulke patiëntjes, maar het ontbreekt hen aan methodes om hun breuken snel en afdoend te behandelen. Farmaceutische bedrijven zijn niet geïnteresseerd, omdat zo’n kleine groep getroffenen te weinig inkomsten oplevert. Maar dat gaat voorbij aan de dramatische gevolgen voor deze kinderen. En het klopt simpelweg niet. Behandelingen met cellen zijn inderdaad duur, maar dat weegt niet op tegen de kost van een prothese en het potentiële verlies van deze patiënten als latere arbeidskrachten.”
De KU Leuven onderneemt wel actie?
“Inderdaad. Het Prometheus-platform van de KU Leuven werkt, onder leiding van Frank Luyten, rond skeletale weefselbouwkunde. Ik ben er wetenschappelijk coördinator en werk er met een team rond grote en niet-helende botdefecten. Johan Lammens is als orthopedisch chirurg een stichtend lid van het platform. Op een gegeven moment was het vanzelfsprekend om de krachten te bundelen met Eric Legius.”
Hoe pakt u uw onderzoek aan?
“Bij deze pseudo-artrosepatiënten doet zich een zogenaamde niet-unie voor, een situatie waarbij de botuiteinden, die elkaar soms al jaren niet meer geraakt hebben, niet terug aan elkaar groeien. Ze is zo specifiek dat er in de literatuur geen goede diermodellen bestonden die ze goed nabootsen. We moesten dus eerst zo’n model ontwerpen, waarna we bij proefdieren testen gingen doen met onze levende implantaten bestaande uit combinaties van gezonde botcellen, een biomateriaal drager en groeifactoren, zeg maar chemische boosters die de cellen extra kracht geven om de connectie terug te maken.”
Dat vraagt wellicht tijd?
“Heel veel tijd. Als een van onze patiënten een breuk oploopt, moeten we zoveel mogelijk slecht weefsel verwijderen, een beetje zoals je bij tumorchirurgie zoveel mogelijk kankercellen wilt weghalen. Dat slaat dus een groot gat in het bot en om zeker te zijn dat we dat afdoend kunnen behandelen, doen we studies met gaten van 4,5 centimeter in het scheenbeen van schapen. Daarop passen we de Ilizarov-techniek toe, maken we een botdefect en brengen ons levend implantaat in. Het vraagt al snel zes tot acht maanden om resultaten te zien, en dan gaat het nog maar over één studie. Als wetenschapper bots je ook geregeld op obstakels en sla je soms wegen in die achteraf onnuttig blijken.”
Toch kunnen jullie positieve resultaten voorleggen?
“We hebben al ongelooflijk veel geleerd. We weten nu veel beter hoe we zo’n diermodel kunnen maken, wat werkt en wat niet en in welke zin we dus aanpassingen moeten doen. Ondertussen zijn onze chirurgen – die zowel de menselijke patiënten als de schapen opereren – ervan overtuigd dat als dit model goede genezing oplevert bij schapen, ze er ook de kinderen mee zullen kunnen helpen. Net omdat het om kinderen gaat, nemen ze geen enkel risico. Ze wil geen nieuwe behandeling toepassen zolang ze niet 100 procent zeker zijn van de veiligheid en doeltreffendheid ervan.”
Wat is jullie concrete streefdoel?
“De laatste fase met de ringfixator, waarbij de stukken bot elkaar bijna raken, hopen we te verkorten. Bovendien willen we de kans op nieuwe breuken aanzienlijk doen dalen. Vijfenzeventig procent van de patiëntjes die Johan Lammens met de Ilizarov-techniek behandelt genezen, maar sommigen lopen toch nieuwe breuken op. Met onze levende implantaten, die gezonde cellen en chemische boosters bevatten, zouden we dat willen vermijden.”
Welke rol speelt het Bone4Kids-fonds in dit verhaal?
“Het is opgericht door Steffie Kunnen, de mama van Roseline. Die wilde meer doen voor haar dochter dan de hele tijd over en weer rijden naar het ziekenhuis. We kregen al een ongelooflijke som van het fonds, wat ons in staat stelde om tussen andere financieringen door te blijven werken. Misschien nog belangrijker is de betrokkenheid van ouders zoals Steffie. Als zij aan boord zijn, kunnen we gemakkelijker andere geldschieters overtuigen. Het geeft mij als onderzoeker ook extra verantwoordelijkheid, vind ik. Ik ken ondertussen een aantal patiëntjes bij naam en dat maakt mijn werk heel persoonlijk. Elk jaar dat ons onderzoek langer duurt is een jaar waarin we hen niet optimaal kunnen helpen. Het houdt mij en mijn collega’s erg gemotiveerd.”
Lees meer over het Bone4Kids-fonds en hoe u het kunt steunen